Artikel 1

NATUURONDERZOEK : HISTORISCH

 

LAZARRO SPALLANZANI :

VLEERMUIZENONDERZOEKER EN VLEERMUIZENBEUL.

 

Vleermuizen laten zich bij het vliegen in het donker door geluid leiden.  Ze krijsen daarbij harder dan een brandalarm, maar op een frequentie die wij niet kunnen horen. Wij kennen vandaag hun sonarsysteem, maar aan de ontdekking daarvan is gruwelijk onderzoek voorafgegaan.

De voornaamste verantwoordelijken daarvoor : de Noord-Italiaanse priester-professor en gereputeerde natuuronderzoeker Lazarro Spallanzani (1729-1799) en zijn Zwitserse collega-prof Louis Jurine (1751-1819).

Spallanzani was al prof geweest in Reggio en Modena toen hij op uitnodiging van keizerin Maria Theresia (Lombardije hoorde van 1713 tot 1860 bij Oostenrijk, zoals ook Venetië) in 1768 professor natuurhistorie werd aan de unief van Pavia.

Hij verrichte daar onderzoek over de zgn. spontane generatie, fysiologie/vertering, reproductie enz. tot hij zich in 1793 (hij was toen al 64 !) nieuwsgierig begon af te vragen waarom vleermuizen ’s nachts vlot op insecten konden jagen en daarbij alle obstakels wisten te vermijden. Gebruikten ze daarbij hun ogen of beschikten ze over een “zesde zintuig” ?

Om dat te weten te komen begon hij met gevangen vleermuizen blind te maken. Met een scherpe schaar verwijderde hij de oogbollen van een vleermuis volledig, voor de zekerheid vulde hij de oogkassen met hete was en bedekte hij die bovendien met leren oogklepjes. Uit zijn relaas hierover : “Toen ik het beestje in de lucht gooide vloog het zo snel en gericht dat het helemaal niet gewond leek. Ik kan niet beschrijven hoe verbijsterd ik was over deze vleermuis, die ontdaan van zijn ogen toch nog kon zien ?”

Nu aldus was uitgesloten dat de blinde vleermuis door haar zicht werd geleid, ging Spallanzani in overleg met Jurine te Genève ertoe over om ook de andere zintuigen stuk voor stuk uit te schakelen. Te beginnen met de tastzin via de huid. S. bedekte het hele lichaam van een blinde vleermuis, ook snuit en vleugels, met meubellak.  Weer uit zijn relaas : “Vastgesteld kan worden dat ook een tweede en derde laklaag het dier bij het vliegen niet lijken te hinderen”.

Bij zijn poging om de reukzin uit te schakelen door de neusgaten dicht te stoppen ondervond hij tegenslag : doordat het dier geen adem kon halen, viel het al snel op de grond.  S. hing daarop kleine stukjes in een zoutoplossing gedrenkte spons voor de neusgaten  van de vleermuis, die daarop “net zo gemakkelijk rondvloog als anders”.

En ook de test op de smaakzin via de verwijdering van de tong had geen effect.

Zo schoot er alleen nog het gehoor over. Spallanzani probeerde de oren van zijn vleermuizen af te snijden, te verbranden, dicht te naaien en met hete was te vullen. Dat bleek teveel voor de beesten, toen ze de lucht werden ingegooid kwamen ze loodrecht terug naar beneden.  Het was de vraag of die noodlanding niet veroorzaakt werd door de ruige onderzoeksmethode. S. maakte daarom ook kleine trompetjes van messing die met was konden gevuld worden of terug leeggemaakt. Hieruit werd voor de “onderzoekers” duidelijk dat vleermuizen hun gehoor nodig hebben om in het donker te kunnen “zien”.

Het raadsel dat vleermuizen geen geluid lijken te maken als ze vliegen bleef wel op hun maag liggen. S. veronderstelde dat het geluid dat vleermuizen met de vleugels maken weerkaatst wordt en dat ze afstanden inschatten aan de hand van het teruggekaatste geluid …

Spallanzani’s bevindingen kregen vreemd genoeg nauwelijks de aandacht van de andere wetenschappers uit zijn tijd. Nog 120 jaar zou worden geloofd dat vleermuizen zich bij het vliegen niet door geluid laten leiden maar door hun tastzin. Dat was vooral de schuld van de “beroemde” Franse zoöloog Georges Cuvier (1769-1832, zijn naam staat in reliëf op de Parijse Eiffeltoren) : zonder maar één experiment uitgevoerd te hebben orakelde die in 1800 : “Wij achten de tastzin een afdoende verklaring voor het obstakel vermijdende gedrag dat vleermuizen vertonen”.

Dat verklaart waarom de experimenten van Spallanzani en Jurine nog een eeuw werden gekopieerd : nog talloze vleermuizen werden geschoren, met vaseline ingesmeerd, hun ogen dichtgelijmd of uitgestoken, hun oren afgesneden of dichtgestopt.

Tot het vergaan van de Titanic in 1912 de Engels-Amerikaanse ingenieur Hiram Stevens aan het zoeken zette naar (opnieuw) een zesde zintuig dat schepen zou helpen om grote voorwerpen in hun omgeving zonder zoeklichten te detecteren.  Hij haalde zijn inspiratie bij Spallanzani en daarmee maakte hij de weg vrij voor een andere manier van denken. De Britse psycholoog Hamilton Hartridge (1886-1976) lanceerde het idee dat de geluiden van de vleermuizen te hoog waren voor het menselijk oor en daarna was binnen de kortste tijd gecheckt hoe hun sonarsysteem in elkaar zat.

In de late jaren 1930 ontwierp Harvardzoöloog Donald Griffin (uitvinder van de term echolocatie, 1915-2003) samen met een technicus een geluidsdetector waarmee  het stille geschreeuw van vleermuizen kon afgeluisterd worden en kon het idee van het “zesde zintuig” eindelijk overboord.

Beter laat dan nooit voor de vleermuizen, zovele jaren gemarteld door freaks die hun hun ultrasone geheimen op wrede manieren probeerden te ontfutselen …

 

Lit.

Spallanzani, Lazarro (1794). Lettere sopra il sospetto di un nuovo senso  nei pipistrelli. Uitg. Stamperia Reale, Torino.

Perschier (1798). Extraits des expériences de Jurine sur les chauve-souris qu’on a privé de la vue. Journal de physique, de chimie, d’histoire naturelle, 46 : 145-148.

Dijkgraaf, Sven (1960). Spallanzani’s Unpublished Experiments on the Sensory Basis of Object Perception in Bats. Isis, 1960 Mar; 51 : 9-20  doi : 10.1086/848834

Cooke,Lucy (2017). The Unexpected Truth About Animals. Uitg. Doubleday, New York.

© 2024 Nieuwsbrief Natuur 2000 | WordPress Theme: Cosimo by CrestaProject.