Artikel 2

OVER BIODIVERSITEIT IN 2022

 

Als mensen hun bezorgdheid over de afnemende biodiversiteit willen illustreren komen ze af met cijfers.  Van waar halen ze die ? Hoe meet je zoiets eigenlijk? En waar ?

Je zou denken : tellen. Maar soorten tellen geeft niet het hele verhaal. Leefomgeving, populatieomvang, voedselketens spelen ook een rol. En het gaat niet alleen om de verschillen tussen soorten, maar ook om de variatie binnen soorten. Belangrijk zijn de variabiliteit van ecosystemen (alle organismen die in een gebied leven en abiotische factoren ter plaatse zoals neerslag, bodemgesteldheid, waterdiepte) en de relaties tussen soorten.

Bij het meten moet je letten op soortengelijkheid en soortenrijkdom : de gelijkmatige verdeling van soorten binnen één meting en het aantal verschillende soorten. Er zijn twee groepen meetmethoden . De ene draait om het monitoren van een specifiek gebied  : een permanent proefvlak van een bepaalde grootte waarbinnen je over een lange periode meet en bijhoudt welke soorten toe- of afnemen. Bij de andere methode gaat het om het monitoren van specifieke soorten. Daardoor ontstaat een betere indruk van de mondiale situatie. Bij beide methoden wordt steeds meer onderzoek geautomatiseerd, met cameravallen en akoestische monitoring bvb. Zo kan je beter meten en grotere gebieden bestrijken.

Living Planet Index (LPI)

Het WWF ofte World Wide Fund for Nature gebruikt de Living Planet Index al m.d. 20 jaar als internationale ecologische graadmeter. Elke twee jaar wordt berekend hoever de populaties van soorten wereldwijd zijn geslonken sinds 1970. Bij de editie 2022 ging het om 5230 soorten, op basis van honderdduizenden gegevens uit 195 landen. Voor de LPI worden al die trends bij elkaar geveegd in één overkoepelend percentage : dit jaar bleek de mondiale diversiteit met 69 % gedaald t.o.v. 1970.

De index leunt misschien te zwaar op een beperkt aantal soorten. De aanname dat gewervelde dieren sedert 1970 met meer dan 50% afnamen is gebaseerd op gegevens van nog geen 3% van alle gewerveldenpopulaties.

Biodiversiteit kent zoveel aspecten dat het kiezen van één meetmethode te oppervlakkig is.

Hoe dan ook is het een pluspunt dat de meetreeksen van de LPI 50 jaar terug gaan in de tijd. En focussen op soorten waarmee het slecht gaat is relevant. Soorten die toenemen zijn vaak generalisten die zich op allerlei plekken thuisvoelen, terwijl specialisten het moeilijk hebben. Als die uitsterven verlies je wereldwijd biodiversiteit en de functies die deze soorten vervullen in ecosystemen.

Rode Lijst IUCN

Een andere veelgebruikte meetmethode is de Rode Lijst van de Internationale Unie voor Natuurbehoud (IUCN). Daarop staat voor 150.000 soorten aangegeven hoe bedreigd ze zijn : 9 categorieën. Volgens de cijfers van december 2022 vallen er ruim 42.000 soorten in de categorie (ernstig) bedreigd of uitgestorven in het wild.

Ook landelijke tellingen zijn van belang. In vele landen worden nationale Rode Lijsten bijgehouden. Daarnaast geldt in de EU sedert 1992 de Habitatrichtlijn, waarin wordt aangegeven welke leefgebieden en welke soorten van Europees belang zijn. Op basis van die richtlijn zijn de EU-landen verplicht om voor bepaalde soorten beschermde leefgebieden aan te wijzen en voor andere voortplantings- of rustgebieden te beschermen. Het leefgebied van die soorten ligt vaak binnen Natura 2000)gebieden, het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden.

Met alleen natuurbeleid gaat het echter niet lukken om de mondiale biodiversiteitsdoelen te halen. Minstens zo belangrijk is het aanpakken van de onderliggende oorzaken van biodiversiteitsverlies, door de inzet van bedrijven, steden en ngo’s. Alleen door veranderingen in productie, consumptie en maatschappelijke waarden kan de afnemende biodiversiteit omgebogen worden.

Montréal

De VN-biodiversiteitstop 2022 te Montréal heeft o.m. tot doel om de komende jaren 30% van het land- en zeeoppervlak wereldwijd uit te roepen tot beschermd natuurgebied. Het plan doet denken aan de Half Earth-theorie van bioloog Edward Wilson. Die wou de helft van de wereld teruggeven aan de natuur, om zo de biodiversiteit te beschermen. Hier gaat het over het beschermen van land en niet zozeer over het beschermen van soorten. Geoordeeld wordt dat  daarbij dat landgebruik de hoofdoorzaak is van biodiversiteitsverlies. Andere oorzaken zijn o.a. klimaatverandering, gebruik van natuurlijke bronnen en vervuiling.  Niet elke oorzaak leidt tot dezelfde soort biodiversiteitsverlies : klimaatverandering heeft bvb eerder invloed op de samenstelling van een hele leefgemeenschap dan op veranderingen in populatiegrootte binnen een soort. Ook daarmee moet rekening worden gehouden bij het kwantificeren.

Dilemma

Als je een kaart maakt van waar het meest aan biodiversiteit verloren ging en een kaart van waar de biodiversiteit het ernstigst wordt bedreigd krijg je twee totaal verschillende beelden : op die tweede kaart zie je dat de bedreigingen vandaag de dag vooral in Zuidoost-Azië plaatsvinden.

Een dilemma. Waar in natuurbescherming investeren  : daar waar nog weinig natuur over is of daar waar het snel achteruitgaat ? Overigens is de vraag waar het het hardst nodig is om de natuur te beschermen moeilijk te beantwoorden. Het regenwoud is essentieel voor het klimaat. Maar betekent dit dat je bvb ons kleinste en bedreigde bloeiende plantje moet laten uitsterven ?

Het juiste antwoord is : zowel investeren in natuurbescherming op de plekken waar de natuur het meest bedreigd is als in natuurherstel op de plekken waar al de meeste natuur verloren is gegaan.

Er is geen index voor alle soorten of alle gebieden op aarde. Biodiversiteit is een complexer gegeven dan het klimaat. Maar er is informatie genoeg om te handelen.

 

(NRC, 17/12/2022)

 

 

© 2024 Nieuwsbrief Natuur 2000 | WordPress Theme: Cosimo by CrestaProject.